Verzamelpunt seniorenwandeling op 9 mei 2018 (foto Piet Brugman)
Die wandeling mochten wij meemaken en meebeleven vanuit het centrum van Sint-Michielsgestel op woensdag 9 mei. Het verzamelpunt was: ‘Lunchcafé Toren 4’. Uit het dorp en directe omgeving verzamelden zich 63 deelnemers. Het weer was bijna te mooi voor een natuurwandeling; nagenoeg windstil en zo’n 28 graden. Dat wist de leiding ook niet, maar moest wel een voorgevoel hebben gehad. Want de route ging door het landgoed Zegenwerp. Wij wandelden grotendeels in halfschaduw. Verslaglegger sloot zich aan bij de groep van gids Bert Subelack.
Het landgoed Zegenwerp is een landgoed van zo’n 70 hectaren en ligt zuidelijk van de bebouwde kom Gestel. Ten zuiden van Zegenwerp ligt landgoed Zegenrode met aan de westzijde de Dommel. Een landgoed, zo luidt een definitie, is ‘een groot stuk grond van meerdere hectares, met landerijen, bossen en tuinen met daarop een woonverblijf zoals een buitenplaats, landhuis of kasteel’. Dit leek aardig te kloppen. De naam Zegenwerp zou een verbastering zijn van - werpen met de zeeg - (vissen met een sleepnet), toen een gebruikelijke manier van ‘vissen met de zeegen’. Dit laatste kun je op twee manieren uitleggen, zo van, vissen met de zeeg onder water met 'de zegen van boven water'. Vissen in de Dommel was vroeger belangrijk voor de visser en belangrijk voor de landgoedeigenaar die daartoe, tegen betaling, het recht op vissen aan een of meerdere vissers verleende. Wij bleven, letterlijk en figuurlijk, even stilstaan bij rivier de Dommel. Toch wel een markante rivier die in België ontspringt, Nederland binnenkomt bij Borkel en Schaft en nabij Engelen net even voorbij ’s-Hertogenbosch uitmondt in de Maas. De Dommel ontspringt in Wauberg - België, is 120 kilometer lang, loopt 35 kilometer door België en 85 kilometer door Noord-Brabant. De Dommel zou in de jaren vijftig gekanaliseerd zijn. Sint Michielsgestel mag genieten van een deel van deze Dommel. Maar dat is vroeger niet altijd zo geweest. Soms moest water worden afgevoerd en soms moest water worden tegen gehouden. Daartoe werden stuwen, sluizen of dammen in de Dommel en in andere rivieren of riviertjes gebouwd. En daar hadden de vissen problemen mee. Vooral de vissen die stroomopwaarts richting de paaiplaatsen moeten zwemmen. Een vistrap of vispassage was de oplossing. Daar kwamen wij bij uit. Een heuse vistrap die ‘vispassage Zegenwerp’ wordt genoemd. Bert vertelt: ‘Deze vistrap met een lengte van 960 meter werd gegraven en in 2006 geopend. Van het begin tot het eind overbrugt de vistrap een hoogteverschil van 180 meter. Verschillende soorten vissen hebben hier de gelegenheid om tegen de stroom in de stuw, die in 1970 hier in de Dommel werd gebouwd, te omzeilen.’ Misschien goed om te weten dat er verschillende soorten vistrappen zijn voor verschillende soorten vissen.
Een deel van de vistrap Zegenwerp (foto Piet Brugman)
Waterkrachtcentrale Dommelstroom in Sint-Michielsgestel (foto Piet Brugman)
Al verder wandelend kwamen wij uit bij een bosperceel waar vroeger rabatten waren gegraven. Die zijn vandaag de dag niet meer interessant, maar worden wel in stand gehouden. Met natte gebieden kan men niet veel. Ook vroeger niet. Maar bosbouw was in die tijd economisch belangrijk. De oplossing was dan lange geulen graven stroomafwaarts. Die geulen waren veelal smal, bijvoorbeeld 1½ breed, maar konden ook breder zijn. Ik heb wel geulen gezien van drie meter breed. Let wel, dat uitgraven was toen bijna altijd handwerk. De uitgegraven grond werd dan rechts en links omhoog gegooid om de grond op te hogen. Op de opgehoogde grond werden dan jonge bomen geplant om deze later bij kaprijp te kappen en vervolgens te verhandelen.
Al wandelend kwamen wij langs prachtige percelen grasland vol met scherpe boterbloemen. De bomen op de achtergrond, die in de voorgaande warme dagen, snel in blad waren gekomen, gaf een hemels aanzicht. Dat zorgt, zei Bert, voor therapeutische werking bij de mens. Verslaglegger gelooft daarin. Ik heb daar wel eens een positief psychiatrisch artikel over gelezen. Daarom ben ik blij dat wij hier in Nederland vier afwisselende jaargetijden hebben, die elk jaar ook nog weer anders zijn. Als je er oog voor hebt.
Verder lopend kwamen wij uit bij dassensporen. Het gesprek kwam al gauw bij de dassen, de bevers, de otters, de muskusratten en de beverratten. Een interessant onderwerp. Problemen werpen zich op bij de ratten; de beverrat en de muskusrat. Het blijkt dat de bever en een beverrat verschillende dieren zijn. Zij worden gemakkelijk met elkaar verward en door elkaar genoemd. De beverrat heeft dikke grijze neerhangende snorharen en een wat wittige snuit. De ogen staan dichter bij de oren dan bij de neus. Bij de bever staan de ogen precies in het midden van de oren. Daarnaast heeft de bever een platte staart en de ratten een ronde staart. Er zijn overigens meer verschillen. De grootte van de drie dieren. Jonge en oudere ratten verschillen van lengte. Belangrijk hier is dat wij weten dat er bevers, beverratten en muskusratten zijn. Een waterschapsbestuurder zegt dat de beverrat (maar ook de muskusrat) veel schade toebrengt aan dijken, oevers, gemalen en paden. In samenwerking met Duitsland wil men de ratten, die vanuit Duitsland komen, bestrijden. Gewoon vangen en doden.
Bevervraat aan kraak- of schietwilg (foto Piet Brugman)
‘Met de bevers in Nederland gaat het goed’. Zo mag ik ergens lezen. Die zijn in 1985 met veel tam-tam geherintroduceerd. Ondertussen zwemmen er al veel rond in de Biesbosch, rivieren en Limburgse beken. Ecologisch, mag ik lezen, zou het een succes zijn. Maar hun aantal neemt snel toe. Zij richten wel schade aan, maar dat zouden volgens kenners peanuts zijn. Natuur en waterbeheerders ‘zouden oog moeten hebben voor eventuele schadelijke effecten’. Wel is het goed te weten dat bevers ook schade kunnen aanrichten aan dijken en oevers. Het mag dus niet te druk worden. In 1992 werden er in Limburg 10 bevers, dus geen beverratten, uitgezet. Het zouden er op dit moment 650 zijn. Een interessant onderwerp om te volgen. Het gaat toch niet het verhaal van de Oostvaardersplassen worden?
Stam van een oude Hollandse linde (foto Piet Brugman)
Wat zagen wij nog meer? Fluitenkruid en look-zonder-look op hun bloeihoogtepunt. Maar ook een poel met lisdodden, enkele bremstruiken, veldzuringen, dagkoekoeksbloemen en twee bomen, een Abeel of witte populier en een stokoude Hollandse linde. Verder wees onze begeleider ons nog op een kaalgevreten struik door de stippel- of spinselmot. Bert vertelt: Na de paring legt het vrouwtje van dit witte vlindertje met zwarte stipjes een pakketje met eitjes op de takken van bomen en struiken. Deze eitjes komen in het voorjaar van het volgend jaar uit. De rupsen eten de net uitgekomen blaadjes op en maken tegelijkertijd veel spinsel aan om zich te beschermen tegen vogels. Later, na 24 juni, beginnen de struiken weer uit te lopen. Hoe? Daar zorgen reserveknoppen voor die slapende of toevallige knoppen heten. Dit wordt ook wel Sint-Janslot genoemd. Aldus Bert.
Als aanvulling: Sint Janslot is gewoon een late uitloper van een boom of struik. Die 24e juni is in Brabant een bekende dag. Neem ik aan. Op 24 juni wordt Johannes de Doper's Geboorte gevierd.
Op de terugweg zag ik nog twee Gewone raketten. Dat zijn wilde planten met gele bloempjes. Wij liepen er langs. Waarom hebben wij planten die ‘raketten’ heten? Verslaglegger moest onwillekeurig denken aan Kim Jong-un, de Rocket-Man van Noord-Korea.
Weer aangekomen bij Toren4 werd ons een prima kop koffie geschonken. En de cake? Die was van de Groep. ‘Zelf gekocht, begreep ik.
Piet Brugman mei, 2018
www.brugmanpraat.typepad.com
[email protected]