Die werd gehouden op woensdag 13 juli. Verzamelplaats van de groep was deze keer de parkeerplaats bij het Landgoed Coudewater in Rosmalen, Peter de Gorterstraat 1.
Vijfenvijftig leden en niet-leden hadden de weg naar dit historisch landgoed weten te vinden. Bij mijn weten de eerste keer dat daar de maandelijkse wandeling plaats vond. Het weer? Mooi zomerweer.
De organisatie week dit keer af van wat te doen gebruikelijk is. Er werd ’n rondje cultureel en ‘n rondje natuur gedaan. Te voet natuurlijk. Coudewater is meer dan een landgoed. Immers, volgens een definitie bestaat een landgoed uit een groot stuk grond van meerdere hectaren met landerijen, bossen en tuinen met daarop een woonverblijf zoals een buitenplaats, landhuis of kasteel. Coudewater is toch net even anders geworden dan wat het oorspronkelijk was. Coudewater of Koudewater ligt op een zandrug oostelijk van Den Bosch en is oorspronkelijk een van de diverse landgoederen en buitenhuizen die in die tijd in de omgeving werden opgericht. Het landgoed Coudewater is 87 hectaren groot.
Een dubbelklooster
Zeker is dat ná de oerknal het grondgebied van wat nu tot Coudewater hoort er toen ook al lag; gelijk de gehele aarde, woest en ledig. We moeten dan 4 miljard jaar terug in de tijd. Vanaf die tijd is er wel het een en ander veranderd. De geschiedenis van Coudewater gaat terug tot 1434. In 1443 wordt in de streek Coudewater door Milla van Kampen op het landgoed van Peter de Gorter een dubbelklooster gesticht voor mannelijke en vrouwelijke religieuze volgelingen van de Orde der Heilige Birgitta van Zweden; de zusters van de Birgittinessen en de broeders en paters van de Birgittijnen. Aan het klooster op Coudewater komt in 1713 een eind en verhuist het naar Uden. Hierna wordt het landgoed als buitenplaats bewoond door meerdere eigenaren. Over het voorgaande is veel meer te vertellen. Er zijn boeken over dit onderwerp en internet is ook geduldig. Maar een ding moet ik toch nog even kwijt. De enige echte en onvervalste schedel van de heilige Birgitta van Zweden bevindt zich, na gedegen DNA-onderzoek, bij de Zusters Birgittinessen in Uden. Ook in Weert bevinden zich nog Birgittinessen. Birgittijnen, lees ik ergens, ‘zijn nauwelijks meer te vinden’.
Een psychiatrische inrichting
Op het landgoed van het hiervoor beschreven dubbelklooster wordt op initiatief van twee artsen, Dr. E. van den Bogaert en Dr. L. Pompe in 1870 een psychiatrische inrichting gesticht. Daartoe wordt Coudewater aangekocht en uitgebreid tot een geneeskundig gesticht voor de verpleging en behandeling van psychiatrische patiënten. De verpleging wordt toevertrouwd aan religieuze Broeders en Zusters. In 1919 verlaten de Broeders, na een conflict, Coudewater. Hierna zijn er alleen nog vrouwelijke patiënten en vrouwelijke verpleegkundigen. De laatste nonnen verlaten Coudewater in 1985 en op 15 september 2018 nam de zorg afscheid van Coudewater. Een kort verhaal, maar het is langer. Hebt u belangstelling voor dit onderwerp? Informatie is er genoeg. Misschien als hobby?
Landgoed Coudewater heeft (soms had) prachtige gebouwen
- Het hoofdgebouw.
- Een voormalige villa voor krankzinnige dames van stand; Paviljoen ‘De Loofert’.
- Een voormalige villa voor krankzinnige heren; ‘Paviljoen Milla de Campen’.
- Een voormalig klooster met kloosterkapel.
- De dokterswoning ‘Parkzicht’ uit 1890.
- Een twee-onder-een-kapwoning voor technisch personeel.
- Het standbeeld van Birgitta van Zweden.
- Het hoofdgebouw ‘Mariënwater’ met een echte Eijsboutsklok uit Asten.
- Gebouw ‘de Wetering’; daar woonden geneesheren met hun gezinnen.
- Begraafplaats ‘Coudewater’.
- De ‘Emma kapel’ waar men probeerden het jonge mensen aantrekkelijk te maken om in te treden.
- Villa ‘de Dennen’ werd gebouwd voor ‘onrustige vrouwen’. Mag ik ergens lezen.
Begraafplaats Coudewater
Ingang begraafplaats psychiatrische inrichting landgoed Coudewater (foto Paulien Hermes)
Het was Rien Pijnenburg die als oud zorgmedewerker op Coudewater ons op het landgoed rondleidde. Aan één onderwerp besteedt verslaglegger in dit verslag aandacht. Rien vertelt:
De ingang van de omheinde begraafplaats was een smeedijzeren hek tussen twee bakstenen pilaren. Wij bleven buiten de begraafplaats. Jammer. Door de hekspijlen keken wij op enige afstand recht op de as van een middenpad alwaar pontificaal de graven van de stichters van Coudewater Dr. Van den Bogaert en Dr. Pompe waren te zien. Beide artsen waren de initiatiefnemers voor Coudewater. Ook hunne echtgenotes liggen hier begraven.
De laatste begrafenis op Coudewater was in 1990. Toch al ruim 30 jaar terug. Na die datum is er weinig of geen onderhoud meer gepleegd aan de begraafplaats. Na verloop van tijd waren het de konijnen die de begraafplaats in bezit namen. En? Konijnen zijn gravers. Uiteindelijk vond men dat te gortig. Daarom werd er rondom de begraafplaats een nieuwe gaas-omheining geplaatst. Vijftig centimeter ingegraven. Wel zag ik een paar mannen die bezig waren gemaaid gras bij elkaar te harken. Hun werktempo was laag tot zeer laag.
Links achter de toegang stonden 80 betonnen kruisjes. De 80 grauwe kruisjes zouden aan weerskanten voorzien zijn van naamplaatjes. Bij die kruisjes zijn de armlastige vierde klas patiënten begraven. Zo vertelt Rien. Ergens mag ik lezen ‘hoofd aan hoofd en vaak gestapeld’. ‘Stapelgek’ heeft op Coudewater daarom een dubbele betekenis.
Aan de andere kant van de armlastigen zagen wij betonnen grafzerken en grafmonumenten waar de rijkere patiënten en enkele medici zijn begraven. De dokters in het midden omringd door de rijkere patiënten. Rijkere patiënten moet u uitleggen als gewone armlastige patiënten die behoorden tot rijke families. Rijkere families ‘sponsorden’ de graven van hun eigen familieleden maar ook die van armlastige kennissen of vrienden.
Ook zou er een aparte hoek van de begraafplaats ingericht zijn voor overleden religieuzen.
Een rondje natuur
Er gaat wat veranderen op Coudewater. Van Wanrooij Bouw ontwikkelt daar een nieuwbouwproject waarvoor 30 hectare landgoed wordt opgeofferd. Er komen vrijstaande woningen, 2 onder 1 kap woningen en rijwoningen. Voor een appartementengebouw dan wel een parkvilla is al een plek gereserveerd. Naar verluidt zouden er op het landgoed intussen 51 gebouwen en gebouwtjes zijn afgebroken.
Maar de échte monumentale bomen zijn gebleven. En daar ging het vandaag ook om. Nori moest ons in drie kwartier langs de oude bomen leiden. Er was dus geen of weinig tijd om, letterlijk en figuurlijk, lang stil te staan bij de interessante bomen. Welke bomen zagen wij? Ik benoem ze en maak bij iedere boom een paar opmerkingen.
- Een herplant van leilinde bomen in 2005.
Monumentaal waren deze bomen niet. Wel hun voorgangers. Als je de takken van de Hollandse linde (Tilia) horizontaal leidt, dan heb je een leilinde. ‘Leilinde’ komt als bomennaam niet voor. De Zwarte linde (Tilia europaea), een cultivar van de Hollandse linde, is bijzonder geschikt om als leiboom geleid te worden. Zo zijn er nog een paar Linde soorten die zich daar goed voor lenen.
- Opschot van gerooide Pruikenboom.
Aan de stam en/of de stamvoet van een boom zie je soms opschot of opslag of jonge takkengroei. Bijvoorbeeld bij de Hollandse linde. In ons geval was de pruikenboom al aan de grond afgezaagd. Maar de onweerstaanbare drang naar groei vanuit de stronk zijn de laatste stuiptrekkingen van deze pruikenboom. Een echte boom zal het niet meer worden. De Nederlandse naam pruikenboom is afgeleid van de rozige harige pluimen die karakteristiek zijn voor deze boom. De pruikenboom kan 7 meter hoog worden en is daarom ook geschikt voor in kleinere tuinen. Er zijn nogal wat cultivars in de handel.
- Eiken overgaand in een beukenlaan (ca 1880).
De eiken en beukenbomen hier zijn al zo’n 140 jaar oud. Je denkt dan aan ‘Boompje groot, plantertje dood’. Dat wordt snel beweerd maar gaat niet altijd op. Een treurwilg groeit 2 meter in een jaar en wordt maximaal 12 meter hoog. Zo ook de Italiaanse populier. Die haalt 3 meter in een jaar en wordt maximaal zo’n 20 meter hoog. Het plantertje is dan nog lang niet dood. De planters van deze eiken en beuken zul je hier niet meer tegenkomen.
Een gezegde die ik eens bij Gestel heb geleerd is: ‘De eiken moet je wijken, de beuken moet je gebreuken’. U moet dan denken aan wel of niet schuilen onder deze bomen bij hevig onweer. Het is verklaarbaar en ook waar, maar zoek liever een echte schuilplek. Als die er is.
- Een Treurbeuk (ca 1910) schuin achter de ijskelder.
Wel oud, maar moet nog jaren mee. Deze beuk heeft slappe zijtakken die loodrecht naar beneden hangen. Soms tot aan de grond of tot op het water. Je moet niet te lang naar een treurbeuk of treurwilg kijken. Je zou er moedeloos van kunnen worden. Wat dat betreft zie ik liever een gewone beuk; groen of rood, is mij om het even!
- Twee Platanen bij ‘Parkzicht’ (ca 1880).
Flinke jongens. De stam, de schors of bast is misschien beter, van een plataan ziet uit als militaire camouflage dat in delen kan afschilferen. Dat afschilferen hoort bij deze boom, gelijk de dunne witte stamvellen bij de Papierberk. Hier was dat minder duidelijk te zien. Plataanblad is groot, gelobd, glanzend kaal en de bladsteel is 8 cm lang. De ronde vruchtbolletjes blijven ’s winters langgesteeld aan de takken hangen. De plataan is ongevoelig voor stedelijke luchtverontreiniging en voor overdreven barbaarse snoei. Kandelaberen heet dat laatste. ‘Kapstokken’ maken hoor je ook wel.
- Amerikaanse eiken bij de personeelswoningen (ca 1880).
Ook al op leeftijd. De Amerikaanse eik is een snelle groeier. Een overheerser. Denk ook aan de Amerikaanse vogelkers. Amerikaanse eiken groeien driemaal zo snel als onze zomereik. Vandaar overheersend. Nog niet zo lang geleden, omstreeks jaar 2000 of eerder, wilde de natuurorganisaties al die Amerikanen uit de terreinen laten verdwijnen. Onbegonnen werk. Ik hoor of zie het niet meer. Een invasieve boom, en dat is ie, kunnen na 100 jaar onder voorwaarden geaccepteerd worden als zijnde inheems. Ik heb dat als zodanig nog niet kunnen vinden. Dan blijft hij voorlopig invasief ofwel een exoot.
- Een Taxus, alias venijnboom (ca 1860).
Verslaglegger zag meerdere breed uitgegroeide Taxus baccata bomen/struiken. 150 jaar? Niet kinderachtig. Baccata staat voor ‘besachtig’. Het ‘venijn’ in venijnboom zit niet in de staart maar in het sterke taxusgif. Dat zit in het snoeisel en de twijgen van de taxus. Paarden riskeren hun leven door van het geknipte snoeisel te vreten. Rechtstreeks vreten aan de boom of haag zullen ze niet gauw doen. De taxusboom kan wel 1000 jaar oud worden. Een taxus uit 1860 zou je daarom ‘jong’ kunnen noemen. Het hout van de taxus is keihard. Dat komt omdat de taxus een trage groeier is. Trage groeiers vormen hard hout.
- Een Wintereik (ca 1870) bij riviertje De Wetering.
De wintereik komt minder voor dan de zomereik.
a. Het blad van de wintereik heeft een tot 3 centimeter lang steeltje.
b. De eivormige eikels van 1½ tot 2½ cm ‘zitten’ in groepjes van 2 tot 6, of bijna steelloos aan de takken.
c. De 5 tot 9 paar bladlobben zijn ondiep, maar wel regelmatig.
- Het blad van de Zomereik heeft een 1 cm kort steeltje en ‘oortjes’ aan de voet.
- De eikels van 2½ cm hangen, gewoonlijk in paren, aan een lange dunne tot 10 centimeter lang steeltje.
- De 4 of 5 lobben zijn dieper ingesneden dan die van de wintereik.
- Een Trompetboom
Komt uit de VS en Oost-Azië. Heeft 25 cm grote, dunne bladeren die toegespitst uitlopen. Bloeit in juli. De bloemen ontstaan in grote pluimen die een klok-trompetvormige vorm hebben. Vandaar de naam. Bekend zijn de tot 40 centimeter lange peulen. Minder bekend is dat de boom vliegen en muggen op afstand houdt. Vertelt men mij. - Een Watercypres bij bruggetje over het riviertje.
Heeft een werkelijk prachtige zondagse naam; Metasequoia glyptostroboides. Het model is piramidaal en mooier dan het model van de moerascypres. Groeit als een tierelier. Een meter in een jaar. Beweert men. Beide bomen verliezen hun blad in het najaar, evenals de Lariks. Deze drie bomen zien er uit als naaldbomen. Maar de naalden van naaldbomen zijn stevig en prikken. Dat doen ze niet. De naalden van alle drie genoemde bomen zijn zo slap als een vaatdoek. Voel er maar eens aan. Daarom zijn deze drie bomen tegenwoordig gerangschikt onder de coniferen.
- Rode beuken (ca 1870) op meerdere plekken.
We zagen enkele prachtige exemplaren. Normaal is een beuk groen; de groene beuk. Maar rode beuken zie je al langer hoe meer. Qua groei, vorm, uiterlijk enzovoort zijn beide beuken gelijk. Edoch; één keer in de vijf jaar geeft de rode beuk zaden voor nieuwe aanplant. Daardoor was de rode beuk zeldzamer en dus duurder. Dat probleem is door ontwikkeling wel opgelost. Er kan ook worden gestekt; dat is afgesneden twijgen in de grond steken met het doel dat het gaat groeien. Zo eenvoudig is dat niet. ‘Stekken is wel gebruikelijker dan zaaien’, mag ik ergens lezen.
Rode Beuk solitair op landgoed Coudewater (Foto Piet Brugman)
- Wilde kastanjes (ca 1900) links en rechts van het hoofdgebouw.
Bedoeld wordt: Paardenkastanjes. Die zijn niet inheems. Dat zou je bijna niet geloven. De naam is afgeleid van het merkteken dat op takken achterblijft nadat het loof is gevallen dat veel lijkt op een omgekeerd hoefijzer. De boom is vatbaar voor nogal wat ziektes. Snoeien opent daartoe de mogelijkheid. Het te gebruiken gereedschap moet daarom echt schoon zijn. Wie denkt daar aan? Nobody! De rode paardenkastanje is kleiner van formaat dan de paardenkastanje. - Een Honingboom (ca 1870).
Deze boom wordt veel gebruikt in brede straten en parken. Lijkt iets op de Robinia (speudoacacia). De naam is afgeleid van de naar honing geurende bloemen. Sterke boom. Kan zure en kalkrijke grond hebben en is aardig bestand tegen strooizout en bestrating.
- Suikeresdoorns (ca 1940) rechts van de piramide.
Er is stormschade te zien. In zijn oorspronkelijk gebied Oost-Canada en Texas is dit de boom die getapt wordt voor esdoornstroop. Zou lekker zijn op een pannenkoek. Deze boom verdraagt geen strooizout, stagnerend water en verharding. Je moet het maar weten.
- Een Thuja, alias levensboom).
De Thuja komt uit het geslacht coniferen. Thuja’s werden in de jaren zeventig, ik denk aan de Thuja-Brabant, veel gebruikt voor hogere hagen als afscherming. Privacy heet dat. Op termijn zijn de thuja-hagen toch wat uit de mode geraakt. De eerste jaren bleef de haag mooi, maar na verloop van tijd ging het mooie er af. De thujahaag werd twee keer in het jaar geknipt en dat doet een thuja op den duur geen goed. Plant, als voorbeeld, een Thua plicata, de Reuzenlevensboom, solitair en laat hem maar groeien. Kan dan groeien tot 40 meter hoog. Die moet en kan je echt niet snoeien. Iemand plantte eens een thuja in zijn voortuin. De eerste paar jaar knipte hij de thuja strak bij. Maar na enkele jaren was de ladder te kort. Maar het onderste deel bleef hij knippen. Het was geen gezicht.
- Hedera carrousel uit 1996
De groep kwam ook langs de carrousel. Een carrousel is een kermistoestel met ronddraaiende zitplaatsen. Die ‘zitplaatsen’ waren in dit geval paarden op een voet van kippengaas met levende hedera (klimop) er in. De carrousel was gewoon een flinke cirkel op de grond met een haag er om heen. Toevallig waren net de hoveniers bezig om de paarden te ontdoen van het overtollige klimop. Snoeien heet dat. Gelukkig met een hand-heggenschaar. Zo heurt het ook. De carrousel is in 1996 in elkaar gefabriekt. De culturele waarde ontgaat mij. Internet laat me te dien aanzien volledig in de steek.
- Hemelboom
De stam van de hemelboom is slank en recht omhoog. Heeft weinig vertakkingen, en als die er zijn dan gaan ze, tezamen met de stam, de hoogte in richting hemel. Tevergeefs. De hemelboom komt niet verder dan 25 meter. Deze boom wordt steeds meer gebruikt als stadsboom of als beplantingsboom in drukke straten. Het is een gemakkelijke groeier en kan tegen een luchtstootje.
- Hopbeuk
Is waarschijnlijk de Europese hopbeuk. Een bladverliezende boom met hopachtige vruchten met roomwitte kafjes (schubjes), die de kleine noten volledig omsluiten.
Deze boom heeft zijn naam te danken aan de hopachtige vruchten én aan de gelijkenis met een haagbeuk, die soortgelijk blad en hout heeft.
Hop? Wat is dat ook weer? Hop is een rechtsdraaiende (liaan) plant die in onze omgeving in het wild voorkomt. Een krachtige groeier en een echte woekeraar. Vergelijkbaar met de bruidssluier. De hopbellen, die lijken op de hopachtige vruchten van de hopbeuk, worden gebruikt bij het brouwen van bier. Vooral in de Palm-brouwerij.
Bloeiende Hopbeuk op landgoed Coudewater (Foto Paulien Hermes)
- De Kaukasische vleugelnoot
Deze boom wordt ook beschreven in het recentelijk uitgegeven bomenboek van de Postcodeloterij. Deze boom hoort thuis in de walnotenfamilie. Kenmerkend voor de vleugelnoot zijn de vruchten die in lange slierten naar beneden hangen. De vruchten hebben ‘vleugels’ die op de wind meevliegen en zich verspreiden door op afstand van de boom ‘te landen’ en zich daar te zaaien voor een volgende generatie.
De vraag waar deze boom oorspronkelijk vandaan komt mag u zelf beantwoorden.
- Landgoed Coudewater was voor verslaglegger een bijna onbekend onderwerp. Van Gijs Sterks kreeg ik de culturele informatie en de bomennamen met hun leeftijden. De beschrijvingen bij de bomen sprokkelde ik zelf bij elkaar. De bomenboeken blijven steeds meer in de kast, maar daarvoor is internet, mijn grote vriend, voor in de plaats gekomen. Er werd deze keer wat minder gewandeld, maar het voelt goed dat we Coudewater hebben bezocht.
Koffie werd dit keer gedronken in vegetarisch restaurant ‘Leefgoed’ op of nabij Landgoed Coudewater, Peter de Gorterstraat 7, Rosmalen.
Sint-Michielsgestel, 23 juli 2022
Piet Brugman
[email protected]